Emissiehandel: absoluut plafond best
VNO-NCW geeft de voorkeur aan emissiehandel met prestatienormen ('credit trading') boven systemen met een absoluut plafond ('cap and trade'). Dat is deels begrijpelijk gezien hun belangen, maar de argumenten kloppen niet altijd.
In VNO-NCW's 'Handel in emissierechten' (www.vno-ncw.nl) wordt bijvoorbeeld gesuggereerd dat de prestatienorm-variant meer recht doet aan milieu-inspanningen uit het verleden. Maar dat hangt niet af van de emissiehandelsvariant, maar van hoe de rechten initieel verdeeld worden. Bij prestatienorm-systemen hebben de rechten tot aan de norm
geen waarde voor de bedrijven (omdat ze niet verkoopbaar zijn) zodat niemand zich tekort gedaan voelt. Bij de plafondvariant hangt het af van de initiële verdeling: veilen levert een rechtvaardige verdeling. En ook bij grandfathering (gratis uitdelen) aan de hand van een vroeg basisjaar wordt aan voorlopers recht gedaan doordat ze overtollige rechten kunnen verkopen.
VNO-NCW zegt dat prestatienorm-systemen barrières voor nieuwe bedrijven voorkomen. Zie emissieruimte als bouwgrond: de oppervlakte is beperkt en een nieuw bedrijf moet grond kopen. Maar het prestatienormen-systeem komt erop neer dat nieuwe bedrijven grond cadeau krijgen VAN BESTAANDE BEDRIJVEN. Immers, als er nieuwe emittenten komen krijgen de bestaande emittenten te maken met aanscherping van de normen, want anders wordt het (absolute) milieudoel niet gehaald. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen. Bij een plafond-systeem is er geen andere 'barrière' voor nieuwkomers dan dat emissierechten gewoon gekocht moeten worden op de markt.
Ook is de efficiëntie van een prestatienorm-systeem minder. Zoals professor Nentjes in ESB (1999:p.290-292) heeft aangetoond, worden aan een bedrijf bij een prestatienorm-systeem niet de volledige milieukosten in rekening gebracht. In tegenstelling tot plafond-systemen blijft emitteren tot aan de norm gratis. Daardoor kan er meer vervuild worden dan maatschappelijk optimaal is. Om de milieudoelstelling toch te halen zullen andere
emittenten extra en niet-kosteneffectieve maatregelen moeten nemen: dat is afwenteling van
kosten en verspilling. De plafond-variant kent dit probleem niet en is dus efficiënter en rechtvaardiger.
Verder is een prestatienormen-systeem bureaucratischer, vergt het veel onderhandelen en centraal beslissen en is het daardoor duurder.
Het milieu stelt ABSOLUTE grenzen aan wat er geëmitteerd kan worden en doelstellingen zijn doorgaans dus ook ABSOLUUT. Dat moeten alle emittenten (via prijzen) weten om kosteneffectieve reductiemaatregelen te kunnen identificeren. Emitteren doet schade aan de samenleving. In een markteconomie moet de emittent betalen voor zijn milieuverbruik en de schoonmaker beloond worden. De ABSOLUUT-plafondvariant verdient daarom de voorkeur.
Michiel H.A. Wind, adviseur milieu-economie